Bulgaarse corruptiebestrijders zijn zelf corrupt
De Groene Amsterdammer, 15 april 2015

Veranderingen gaan in Bulgarije vaak tergend langzaam, zeker op het gebied van justitie. Een heel enkele keer gaan ze echter razendsnel. Zo had vice-premier en voormalig eurocommissaris Meglena Kuneva vorige week koud aangekondigd dat een nieuw orgaan zich zou gaan bezighouden met de bestrijding van corruptie op het allerhoogste niveau of de dienst opende al haar deuren.

Die voortvarendheid is te begrijpen, want Bulgarije kreeg begin dit jaar voor het achtste jaar op rij kritiek van de Europese Commissie omdat het onvoldoende werk maakt van corruptiebestrijding. Dit was vooral pijnlijk omdat buurland Roemenië een pluim kreeg. Daar stuurt dna, de speciale afdeling binnen het Openbaar Ministerie die corrupte politici onderzoekt, sinds enkele jaren de ene na de andere zittende of voormalige corrupte hoogwaardigheidsbekleder en hun familieleden naar het gevang. Alleen al vorig jaar wist dna 1138 verdachten veroordeeld te krijgen. Dit in schril contrast met Bulgarije, waar volgens het ministerie van Justitie begin dit jaar slechts twee mensen voor het aannemen van smeergeld in de gevangenis zaten, en slechts twaalf voor het aanbieden daarvan.

De nieuwe Bulgaarse dienst zou zijn opgezet naar voorbeeld van dna, zij het dan in veel kortere tijd. Zoals ook de Roemeense hoofdaanklager Laura Kovesi de afgelopen maanden in Sofia uitlegde, kent het Roemeense succesverhaal een lange aanloop, die begon nog voor de toetreding van Roemenië tot de EU in 2007. In zowel parlement als regering waren voorvechters van de corruptiebestrijding bereid hun persoonlijke ambities terzijde te schuiven en zelfs hun carrières beschikbaar te stellen als politiek wisselgeld. Dit is iets waartoe geen enkele Bulgaarse politicus bereid lijkt – wel in de laatste plaats vicepremier Kuneva, die vaster aan het pluche kleeft dan kauwgom aan een bioscoopstoel.

De Roemeense corruptiebestrijders zijn bovendien zo succesvol omdat het voornamelijk jonge mensen zijn die geen geschiedenis hebben binnen het justitiële apparaat en die geen banden onderhouden met het politieke systeem. Het enige daarentegen wat over de Bulgaarse dienst bekend is – want hoewel al een week actief weet niemand waar ze zetelt of wie haar leidt – is dat ze bemand wordt door medewerkers van de staatsveiligheidsdienst, het hoofdstedelijk Openbaar Ministerie en het ministerie van Binnenlandse Zaken. Juist dit zijn de instanties die Bulgaarse politici gebruiken om af te rekenen met hun politieke en economische vijanden. En juist dit zijn de instanties waarover iedere Bulgaar een corruptieverhaal kan vertellen.