Voor one stop shopping moet je niet in Sofia wezen. Meer dan een miljoen inwoners, maar geen supermarkt te bekennen. Even snel na het werk je boodschappen doen is er niet bij. Alles wat je nodig hebt moet je bij elkaar sprokkelen bij tal van kleine winkeltjes, die op hun beurt ook weer lastig te vinden zijn.
Dat wil zeggen, totdat je er oog voor ontwikkelt. Dan blijken ze opeens overal; meestal verscholen achter geblindeerde, glimmende ruiten waardoor ze vanaf de straat meer lijken op coffeeshops, wisselkantoren of gokhuizen. Uitnodigend is anders.
Maar alleen deze aangeleerde gevoeligheid om een kleine middenstander te lokaliseren is niet genoeg. Want de een heeft wel pasta en vlees, maar geen groente of fruit; de ander verkoopt vitaminen in overvloed, maar weer geen brood of beleg. Voor een beetje maaltijd moet een heel netwerk aan winkeliers worden langsgegaan. Alleen voor drank en sigaretten kun je overal terecht, tenminste zolang je niet al te gehecht bent aan een bepaald merk.
Het maakt boodschappen doen tot een voortdurend proces dat de gehele dag in je hoofd blijft ronken. Straks op weg naar die afspraak toch maar even opletten of je niet nog ergens een pak koffie kunt kopen. En op de terugweg niet vergeten een halte eerder uit de trolleybus te springen en nog even langs de markt te lopen voor een bolletje knoflook. Gelukkig maar dat de meeste winkeliers tot een uur of acht, negen 's avonds open zijn.
Sommige inwoners van Sofia hebben echter op een hele andere manier een dagtaak aan het bijeen scharrelen van hun kostje. Of ze de winkels nu wel of niet weten te vinden. Straathonden, bedelaars, bejaarden en zigeuners doorzoeken vuilnisbakken en afvalcontainers op nog enigszins eetbare resten. Anderen zoeken de kerken op en bidden er letterlijk voor hun dagelijks brood.
Maar ook in Gods toko kun je hier niet voor alles terecht, weet de 72-jarige Nadya inmiddels uit ervaring. Elke middag prevelt ze haar gebeden vanaf de bankjes van de heilige Sofia-kerk, in het centrum van de stad. Ze vraagt niet veel. Slechts een beetje zielenrust voor haar overleden man en iets te eten voor zichzelf.
Maar hoewel haar naam is afgeleid van het Russische woord voor ‘hoop’, lijkt Nadya er weinig vertrouwen in te hebben dat het voor haar vandaag goed komt. Nauwlettend houdt ze van onder haar hoofddoek in de gaten wie er zoal de kerk binnenloopt. Iedere bezoeker die in haar buurt komt en die ze nog niet kent, klampt ze aan met dezelfde twee woorden: ‘Brood, alsjeblieft.’ En als ze op aarde bot vangt, keert ze maar weer terug naar die eeuwige middenstander. Misschien dat ze er net gewoon niet goed had gekeken.