Die vlag. Altijd weer beginnen ze over die vlag. Manolis Glezos (90) zakt achterover in zijn bureaustoel en veinst een knorrige oude man te zijn. "Je denkt toch niet dat die vlag belangrijk is?" Dan veert hij overeind. Zijn blauwe ogen schitteren. Het is een mengsel van kracht, compassie en plezier. "Ik zal je niet teleurstellen." Want Glezos weet dat die vlag de sleutel bevat tot wie hij is en wat hem tot een van Griekenlands meest geliefde zonen maakt: zijn legendarische koppigheid.
Het begon allemaal op 30 mei 1941. Het Duitse leger was anderhalve maand eerder Griekenland binnengevallen en had Athene ingenomen. Op de Akropolis wapperde de hakenkruisvlag. Hitler vertelde die dag in de Rijksdag dat Europa 'bevrijd' was, dat op het continent geen vijand meer over was. Glezos schiet in de lach als hij eraan terugdenkt. Samen met zijn vorig jaar overleden vriend Apostolis Santas, bijnaam Lakis, hoorde hij het op de radio. "Lakis en ik keken elkaar aan en zeiden: Oh ja? Dan moet jij nu eens opletten!"
Diezelfde nacht klommen ze naar de top van de Akropolis en haalden de hakenkruisvlag naar beneden. De soldaten die hem moesten bewaken hadden niets in de gaten. In de dagen daarna ging het nieuws via de geallieerde radio als een lopend vuurtje door bezet Europa. De nazi's veroordeelden het duo bij verstek ter dood, de Franse generaal De Gaulle roemde hen als Europa's eerste partizanen.
"Ach de eerste...", relativeert Glezos. "Hij zei dat later, en alleen om mijn leven te redden." Tijdens de Griekse Burgeroorlog (1946-1949) kreeg Glezos opnieuw een doodvonnis aan zijn broek - dit keer niet bij verstek. "Ik zat al in Golgotha, zoals we de dodencel noemden. De regering was vastbesloten mij te executeren. Dankzij De Gaulle werd het vonnis omgezet tot levenslang."
De strijd die Glezos in die meinacht begon vecht hij nog altijd. Bij elke grote demonstratie tegen de bezuinigingen loopt hij voorop, om de dooie dood niet bang. Hij is in elkaar geslagen door de oproerpolitie; in februari kreeg hij nog een traangasgranaat in zijn gezicht, wat tot een stroom internationale protesten leidde. De strijd bracht hem ook vaak in de gevangenis - vijftien jaar van zijn leven bracht hij door achter tralies of in ballingschap - maar ook in het parlement. Soms zelfs gelijktijdig, zoals in de jaren vijftig, toen hij zich vanuit de gevangenis verkiesbaar stelde. Tegenwoordig zit hij in het parlement namens het radicaal-linkse Syriza, de grootste oppositiepartij.
"Overal in Europa heeft links het moeilijk", zegt Glezos. "Waarom? Omdat ze de partij boven de mensen stellen. Wij willen de macht echt aan het volk geven, en daarom groeit Syriza. Als wij aan de macht komen, voeren we een vorm van directe democratie in." Het zal een 'grootse prestatie' worden. Glezos schetst een getrapt systeem, van lokale gemeenschappen tot een direct verkozen landelijke raad, die iedere burger in principe bijeen kan roepen. Maar omdat bijna alle beslissingen op lagere niveaus worden genomen, zal dat niet vaak nodig zijn.
"Dan heb je nog maar tweeënhalf ministerie nodig: één voor defensie, één voor buitenlandse zaken en een half voor infrastructuur en vervoer. Een spoorlijn of een weg moet je nu eenmaal landelijk plannen en in een keer aanleggen. Maar een vliegveld of bootverbinding kan je rustig aan een gemeente overlaten."
Het zijn dergelijke ideeën die maken dat Glezos binnen en buiten het parlement soms meewarig wordt aangekeken. Hersenspinsels van een bejaarde man die langzaam zijn binding met de werkelijkheid verliest, fluisteren critici. Om er beminnelijk op te laten volgen dat hij desondanks in elk Grieks hart een speciale plek inneemt. Om die vlag. Glezos schudt zijn hoofd. "Overal word ik uitgenodigd om te praten, van Kreta tot Macedonië en van Patras tot Volos. Waarom? Echt niet omdat ze me alleen over die vlag willen horen."
Glezos afserveren als dwaas is inderdaad te kort door de bocht. Want behalve om zijn koppigheid is hij om nog iets anders beroemd in Griekenland: dat hij in 1986 zijn parlementszetel opgaf om burgemeester te worden van Apeiranthos, zijn geboortedorp op het eiland Naxos. Geheel in lijn met zijn overtuigingen voerde hij er een systeem van directe democratie in. In Athene werd hij aanvankelijk uitgelachen, maar het systeem hield twaalf jaar stand, totdat Apeiranthos bij een gemeentelijke herindeling werd samengevoegd met omringende dorpen.
Lang voordat Marx zelfs maar geboren was, was Apeiranthos al socialistisch, bezweert Glezos. Geitenherders werkten met elkaar samen om kaas te maken en verdeelden de opbrengst in gelijke delen, ongeacht hoe groot iemands kudde was. En als een kudde te groot werd, gaf de herder een deel van zijn geiten weg. "Er is een ongeschreven wet dat een persoon niet meer dan 999 geiten mag hebben en iedereen houdt zich nog altijd daaraan."
Toch ontmoette hij ook in Apeiranthos aanvankelijk de nodige scepsis. "Ze geloofden niet dat ik me bij besluiten zou neerleggen als ik het er niet mee eens was." Het keerpunt kwam bij een stemming over de verplaatsing van de begraafplaats. Glezos betoogde dat dit beter was, omdat het regenwater via de begraafplaats naar het drinkwaterbassin stroomde. Slechts vier dorpsbewoners waren het met hem eens.
"Ik had als burgemeester mijn wil kunnen doordrukken, maar ik heb me erbij neergelegd. Hoe wetenschappelijk fout het ook was", zegt Glezos, die ook irrigatiesystemen heeft ontworpen en aan verschillende universiteiten doceert over waterbeheer. "Vanaf dat moment waren alle partijen voor directe democratie. Natuurlijk maakten ze soms fouten. Maar later, toen ik al weg was, hebben ze alsnog de begraafplaats verplaatst. Op eigen initiatief."
Andere gemeenten namen het model van Glezos over. Ook nu nog zijn er plaatsen waar het in gebruik is. Een daarvan, het noordelijke Velventos, verzet zich momenteel met hand en tand tegen herindeling, om niet het lot van Apeiranthos te ondergaan. Democratie zit de Grieken nu eenmaal in het bloed, stelt Glezos.
"Lees Homerus. Wanneer Achilles en Agamemnon ruziën, komt de legervergadering bijeen om een beslissing te nemen. En als Odysseus' zoon naar zijn vader op zoek wil, roept hij op Ithaca eerst de algemene vergadering bijeen. Homerus laat ons zien dat iedere burger dit kon doen. We praten over drieduizend jaar geleden, maar in de Griekse samenleving leeft dit nog altijd. Lokaal is dit systeem blijven bestaan, zelfs onder de Turken, de Venetianen en de nazi's."
Het is nu tijd directe democratie landelijk in te voeren. De afgelopen twintig jaar is het leven op allerlei terreinen gedemocratiseerd. Waar vroeger de wil van de pater familias wet was, overleggen tegenwoordig gezinnen met elkaar aan de keukentafel. Vrienden beslissen samen of ze naar de film gaan of uit eten. "Alleen de politiek is achtergebleven. Daar lopen we nog steeds achter leiders aan. We moeten de burgers de macht teruggeven. Niemand kan voor mij beslissen, zonder eerst met mij te overleggen, zelfs niet in een tijd van crisis", zegt Glezos. "Dat is waar ik altijd voor gevochten heb."
Hij leunt achterover in zijn stoel. Hij gaat bijna schuil achter de stapels papier en boeken. Een man omringd door zijn verleden. Aan de muren hangen zijn diploma's, onderscheidingen en eredoctoraten. Er hangen zwartwit foto's met lang vergeten wereldleiders en met oude vrienden toen ze nog jong waren. Zoals met Lakis Santas, poserend met de Akropolis op de achtergrond. Op de top wappert fier de Griekse vlag.
Glezos heeft het nauwkeurig bijgehouden. 118 vrienden heeft hij verloren in gevechten, in de gevangenis en bij demonstraties. Sommige stierven in zijn armen. "Voordat we een gevecht aangingen", vertelt hij zachtjes, ,,zeiden we tegen elkaar: als jij in leven blijft, wil ik dat je de strijd voortzet. Dat draag ik in mij. Ik ben nu negentig jaar. Denk jij dat ik klaar ben? Dat ik hun opdracht heb volbracht?" Het blijft lang stil in de kamer. "Nee, ik denk het ook niet."