Het is een van de meest tot de verbeelding sprekende misdaden uit de Koude Oorlog, de 'paraplumoord' op de Bulgaarse schrijver Georgi Markov in Londen. Na 35 jaar kunnen de daders opgelucht ademhalen: de Bulgaarse justitie heeft het onderzoek wegens verjaring gesloten. In een land dat nooit heeft afgerekend met zijn verleden komt het niet als een verrassing.
De moord op Markov laat zich lezen als een spionagethriller. De naar Engeland gevluchte schrijver was een fel criticus van de communistische dictator Todor Zjivkov, met wie hij de draak stak in de radioprogramma's die hij voor de BBC en Radio Free Europe maakte. Op 7 september 1978, de 67ste verjaardag van Zjivkov, was Markov op weg naar de studio, toen hij bij Waterloo Bridge een steek voelde in zijn been. Hij draaide zich om en zag een man met een paraplu weglopen.
Markov besteedde er geen aandacht aan, maar diezelfde avond werd hij doodziek opgenomen in het ziekenhuis. Drie dagen later was hij dood. De schouwarts vond een minuscuul kogeltje in zijn been dat sporen van het gif ricine bevatte en dat mogelijk was afgevuurd met de paraplu. De Engelse politie concludeerde dat de aanslag het werk was geweest van de Darzjavna Sigoernost (DS), de beruchte Bulgaarse geheime dienst. Met die vaststelling kwam het onderzoek voor het IJzeren Gordijn tot stilstand.
Ook na 1989 werd er nauwelijks vooruitgang geboekt. Opeenvolgende Bulgaarse regeringen weigerden de Engelsen volledig inzage te geven in de archieven van de DS. De Bulgaarse politie, die een eigen onderzoek was begonnen, kreeg wel toegang, maar kreeg vervolgens zoveel politieke tegenwerking dat ze de zaak al gauw liet rusten.
"Het Markov-onderzoek is allesbehalve een uitzondering", zegt onderzoeksjournalist Hristo Hristov. Na jarenlang procederen kreeg ook hij te zien wat er in de archieven van de staatsveiligheidsdienst was bewaard. Hij vond er de codenaam van de vermoedelijke moordenaar (Agent Piccadilly), diens werkelijke identiteit (de Italiaans-Deense Francesco Gullino) en aanwijzingen dat de moord op het hoogste niveau was beraamd, met toestemming van de Russische KGB, die ook het moordwapen leverde.
"Maar het probleem is dat dit allang geen gewone moordzaak meer was. Het was een politieke kwestie", vertelt Hristov. "De Bulgaarse staat heeft nooit iets gedaan om communistische misdrijven op te helderen of om de verantwoordelijken te bestraffen. Er is hier nooit sprake geweest van 'decommunisatie', zoals in andere Oost-Europese landen. De kinderen van vooraanstaande communisten en agenten van de staatsveiligheidsdienst bekleden hier hoge maatschappelijke posten."
Zij hebben er belang bij dat het verleden vergeten wordt en lijken daarin ook te slagen. Deze zomer ondervroeg het Hannah Ahrendt Centrum in Sofia elfhonderd 15- tot 35-jarigen over hun kennis van het communisme (zie kader). "Het blijkt dat jongeren geen idee hebben van wat er hier is gebeurd", zegt socioloog Vasil Kadrinov. "Ze weten niets van de terreur, van de strafkampen en van de moorden. Van Georgi Markov hebben ze nog nooit gehoord."
Het komt doordat in 1990 de overgang naar de democratie vreedzaam is verlopen; zonder slachtoffers, zonder veroordelingen. "Het was een compromis, met als gevolg dat nu vertegenwoordigers van het oude regime opnieuw aan de macht zijn en hun greep op de samenleving verstevigen."
Want de huidige regering, gedomineerd door de uit de communistische partij voortgekomen socialistische partij, heeft de afgelopen maanden een keur aan voormalig geheimagenten op bestuurlijke posities benoemd. Ook probeert ze te verhinderen dat de verledens van huidige hoge functionarissen bij de veiligheidsdiensten onderzocht worden. Kadrinov: "De macht van de Darzjavna Sigoernost groeit weer."
'Eh, IJzeren Gordijn?'